Op een keer wist een snelle man dat hij te laat was, maar hij kon zich niet herinneren waarom of waarheen. Toen hij even stopte, verward en moe, merkte hij een stengel op die uit een barst in het trottoir tevoorschijn kwam.
Zo eigenaardig in zijn vorm, het had de kromming van een menselijk oor. Zo breekbaar, maar toch oprijzend uit de grond, als verzet tegen de oorverdovende geluiden van de stad.
Op dit punt van het verhaal krabde de tuinman aan een van zijn eigen oren - die hij trouwens nogal lang had.
Hij zei toen dat naar zijn beste weten, het lijkt alsof een tuin fysiek werd gevormd zoals het zich daar en toen voorstelde.